Een sterbedekking waarbij de waarnemer de ster rakelings langs de maanschijf ziet trekken.
Op haar weg langs de hemel beweegt de Maan voor de sterren langs. De Maan werpt als het ware een schaduw op het aardoppervlak. Wanneer de waarnemer zich in die schaduw bevindt, is de ster achter de Maan verborgen. Voor die waarnemer is de ster dan bedekt. De schaduw beweegt over het aardoppervlak als gevolg van de beweging van de Maan en definieert daarmee een gebied waarbinnen een sterbedekking zichtbaar is. Ten noorden of the zuiden van dit gebied zal de waarnemer een (nauwe) samenstand van de Maan en de ster zien zonder dat er een bedekking plaatsvindt (waarnemer A in de figuur). Vlak bij de noordelijke of zuidelijke grens van het gebied van de schaduw (NN en SS in de figuur) kan een rakende sterbedekking worden waargenomen (waarnemer B). De ster kan dan meerdere keren achter de bergen van de Maan verdwijnen en in de valleien van de Maan weer even te voorschijn komen, een spectaculair zicht.