Heeft plaats wanneer de Maan binnen de schaduwkegel van de Aarde komt. Dit kan alleen bij Volle Maan gebeuren. Omdat de maanbaan een hoek van 5° met de ecliptica maakt, treedt slechts dan een maansverduistering op wanneer de Maan tevens in de buurt van een der knopen van haar baan is.
Als overdag de zon schijnt, dan werpt elk voorwerp een schaduw. Maar ook die zeer grote bol waar wij op lopen, de Aarde, werpt een schaduw. Die schaduw kunnen we echter pas opmerken wanneer deze ergens op valt. Dit gebeurt bij een maansverduistering: dan valt de schaduw van de Aarde op de Maan. Omdat de Aarde een bol is, is de rand van de schaduw cirkelvormig.
De schaduw van de Aarde is omgeven door de bijschaduw. De bijschaduw is waar een waarnemer een gedeeltelijke verduistering van de Zon door de Aarde zou aanschouwen. Pas in de “echte” schaduw, de kernschaduw, zou een waarnemer geen zonlicht meer zien.
De figuur toont het principe van kernschaduw en bijschaduw bij een maansverduistering; diameters en afstanden zijn niet op schaal!
Wanneer de Maan zich in de kernschaduw bevindt, zou zij helemaal donker moeten zijn. Dit blijkt niet helemaal het geval te zijn. Zelfs wanneer ze zich volledig in de kernschaduw bevindt, blijft de Maan toch nog zichtbaar: een lichtzwakke, rossige bol aan de hemel. Dit is te wijten aan de atmosfeer van de Aarde. De zonnestralen die rakelings langs de aardbol gaan, worden in de dampkring gebroken (refractie). Op die manier dringen zij de schaduwkegel binnen en verlichten ze de verduisterde Maan. Omdat de dampkring vooral het blauwe zonlicht verstrooit (vandaar overdag de blauwe kleur van de lucht), zijn het vooral de rode zonnestralen die de verduisterde Maan bereiken, die aldus overwegend rode tinten vertoont.
Het middelpunt van de schaduw van de Aarde staat uiteraard precies diametraal tegenover de Zon aan de hemel, en dus op de ecliptica. Het kan gebeuren dat tijdens een maansverduistering de Maan zich op te grote afstand ten noorden of ten zuiden van de ecliptica bevindt; dan loopt zij enkel door de bijschaduwkegel van de Aarde en men heeft een “maansverduistering in de bijschaduw”. Dergelijke eclipsen zijn visueel niet opvallend of zelfs hoegenaamd niet zichtbaar. Pas wanneer de Maan minstens voor de helft in de bijschaduw is gedompeld, zien we dat haar noordelijke of zuidelijke rand lichtjes is afgezwakt. Uiteraard wordt een maansverduistering in de kernschaduw (het kan dan een totale of een gedeeltelijke zijn) steeds voorafgegaan en gevolgd door een fase in de bijschaduw.