Aantal meteoren van een meteorenzwerm, die een waarnemer per uur kan waarnemen onder ‘standaardcondities’.
Deze standaardcondities zijn: grensmagnitude +6.5m, hoogte van de radiant 90°, onbeperkt blikveld.
De werkelijke uurfrequentie HR van een zwerm wordt berekend met volgende formule:
HR=ZHR sin(hR) r6.5-lm
met hR de hoogte van de radiant, r de populatie-index, en lm de grensmagnitude.
De maximale hoogte van de radiant bedraagt voor de breedte van 51°: hmax = δ + 39°
Voorbeeld: hmax Orioniden is 55°, sin(hmax) = 0.82
Wanneer de berekende hmax groter is dan 90°, wat overeenkomt met δ > 51°, dan passeert de radiant door het zenit en verlaagt de hoogte terug bij de noordelijke doorgang door de meridiaan. Als voorbeeld hebben we de Perseïden.
De grensmagnitude lm wordt indirect bepaald door het tellen van het aantal sterren in een vooraf gedefinieerd gebied. Is het aantal sterren bijv. 9, dan is de grensmagnitude 6.2. Ziet men 12 sterren, dan is ze 6.4.
De populatie-index r is een eigenschap van de zwerm. De waardes liggen voor de vermeldde zwermen tussen 2 en 3. De sporadische achtergrond heeft een populatie-index van 3.5. Dit betekent dat men bij een zeer goede grensmagnitude relatief meer sporadische meteoren zal waarnemen. En omgekeerd dat bij een minder goede hemel zwermmeteoren toch nog te zien zullen zijn.
Wanneer op het maximum van de Perseïden (die een r = 2.2 hebben en maximale ZHR = 100) de radiant op 45° hoogte staat en de grensmagnitude lm 5.8 bedraagt bekomt men HR = 41.