De aan de hemelbol schijnbare samenstand van twee hemellichamen.
Men zegt weleens dat twee planeten in conjunctie zijn wanneer ze dicht bij elkaar aan de hemel staan, maar in de sterrenkunde heeft het begrip “conjunctie” een welbepaalde betekenis. Twee planeten zijn in conjunctie wanneer ze dezelfde rechte klimming hebben; ze bevinden zich dan op eenzelfde hemelmeridiaan. (Men zou echter ook ecliptische coördinaten kunnen beschouwen in plaats van equatoriale, en dan gaat het om een conjunctie in lengte in plaats van in rechte klimming). Links in de figuur is de beweging van planeet 1 ten opzichte van planeet 2 afgebeeld. De conjunctie heeft plaats wanneer de eerste planeet in A is aangekomen. Dit is dus niét het moment van de kortste angulaire afstand tussen de twee planeten. Rechts in de figuur gebeurt de kortste afstand in C, maar het is duidelijk dat er hier geen sprake kan zijn van een conjunctie.
Op dezelfde manier spreken we van een conjunctie tussen een planeet en een ster, of van een conjunctie tussen de Maan en een planeet of een ster.
Conjuncties zijn uiteraard schijnbare verschijnselen: wanneer we twee planeten dicht bij elkaar aan de hemel zien, staan ze in werkelijkheid niét dicht bij elkaar in de ruimte, juist zoals we bijvoorbeeld een boom “naast” een kerktoren zien, terwijl de kerktoren in feite veel verder staat dan de boom. Een geocentrische conjunctie valt trouwens niét samen met een heliocentrische conjunctie.
Een conjunctie gebeurt dus op één welbepaald tijdstip, en dit kan overdag of onder de horizon van de waarnemer gebeuren. Evenwel blijven de twee hemellichamen in elkaars nabijheid gedurende meerdere uren of zelfs dagen vóór en na het tijdstip van de eigenlijke conjunctie.
Conjunctie van de Maan met een planeet of een ster. — In dit geval is de angulaire afstand tussen de planeet of ster en de Maan afhankelijk van de plaats van waarneming op het aardoppervlak. (Dit ook het geval voor een conjunctie tussen een planeet en een ster, of tussen twee planeten, maar hier is het verschil tussen geocentrische en topocentrische positie veel kleiner omdat planeten een veel kleinere parallax hebben dan de Maan). Voorbeeld: bij de conjunctie van de Maan en de ster Regulus in de nacht van 1 op 2 februari 1999 was er in België geen bedekking van deze ster: te Ukkel bleef Regulus 4′ ten noorden van de noordelijke maanrand; in het zuiden van Europa en in een groot deel van Afrika werd Regulus door de Maan bedekt; en te Kaapstad in Zuid-Afrika bleef de ster ten zuiden van de zuidelijke maanrand.
Conjunctie Zon-planeet: heeft plaats wanneer deze twee hemellichamen dezelfde geocentrische ecliptische lengte hebben. Gaat het om een buitenplaneet, dan hebben de planeet en de Aarde dezelfde heliocentrische lengte. In het geval van een binnenplaneet onderscheidt men bovenconjunctie en benedenconjunctie.
Wanneer, voor een geocentrische waarnemer, het middelpunt van de maanschijf dezelfde ecliptische lengte heeft als het middelpunt van de zonneschijf (conjunctie in lengte), is het per definitie Nieuwe Maan.
Ook twee Jupitermanen kunnen met elkaar in conjunctie zijn.