Zonsverduistering

Heeft plaats wanneer de Maan vóór de Zon trekt. Voor een waarnemer op een bepaalde plaats zijn er drie gevallen mogelijk:

(1) een totale verduistering, wanneer de maanschijf de zonneschijf volledig bedekt; de fase van totale verduistering duurt slechts een korte tijd (hoogstens 7 minuten) en wordt voorafgegaan en gevolgd door een gedeeltelijke fase van elk zowat 1 uur;

(2) een ringvormige verduistering, wanneer de maanschijf volledig over de zonneschijf trekt, maar de diameter van de maanschijf kleiner is dan die van de zonneschijf, zodat de Maan de Zon niet volledig kan bedekken: de maanschijf laat nog een ring van de Zon onbedekt; ook hier wordt de ringvormige fase voorafgegaan en gevolgd door een gedeeltelijke fase van elk zowat een uur;

(3) een gedeeltelijke of partiële verduistering, waarbij slechts een deel van de maanschijf over de zonneschijf loopt, en deze voor slechts een deel wordt bedekt. Dit is het geval dat het vaakst voorkomt.

Vaak wordt ook het type aan van een zonsverduistering voor het aardoppervlak als geheel aangegeven. Je moet dan goed het onderscheid maken. Een zogenaamde totale zonsverduistering is slechts als een totale te zien in een vrij smalle band die over het aardoppervlak loopt, de totaliteitszone. Alleen de plaatsen die in deze band gelegen zijn, zien een totale verduistering. Ten noorden en ten zuiden van de totaliteitszone is er een veel breder gebied waarin de eclips slechts als een gedeeltelijke te zien is. Hoe groot de eclips is, is van plaats tot plaats verschillend. Zo was de zonsverduistering van 11 augustus 1999 als een totale te zien in een ongeveer 100 km brede band die over het noorden van Frankrijk liep, het uiterste zuiden van België, Duitsland, enzovoort. Plaatsen zoals Reims, Luxemburg en München zagen de eclips als een totale. Te Rome werd slechts 84% van de diameter van de zonneschijf door de Maan bedekt, te Casablanca 51%, terwijl in Zuid-Afrika hoegenaamd niets van de verduistering te zien was.